Na 10 jaar van voorbereiding werd 1 januari 1991 eindelijk de euro ingevoerd. Momenteel zijn er 19 landen die samen de euro voeren. Deze landen vormen samen de eurozone. Maar waarom is de euro ingevoerd en wat was het doel hier van?
Het doel van de euro kwam uit de behoefte van verschillende Europese landen. Voorheen had elk land zijn eigen valuta. Dit zorgde voor een aantal lastigheden waar deze landen elke keer tegenop liepen. Allereerst waren er met al deze valuta’s in omgang ontzettend veel schommelingen in de wisselkoersen. Dit maakte het voor bedrijven erg lastig om beslissingen te maken op internationaal vlak. Als de wisselkoers namelijk plotseling veranderde kregen transacties mogelijk een andere betekenis. Die verandering kon namelijk veel geld kosten. Deze kosten werden weer doorberekend aan de individu. Het einde van de koersschommelingen betekende een einde aan onzekerheid en overbodige kosten.
Met grote gebruiksgebied van de gemeenschappelijke euro is de munt een belangrijke valuta op de wereldmarkt. De euro werd vergelijkbaar met de dollar en de yen, wat gunstig is voor de financiële sector en dus het bedrijfsleven van Europa. Europese bedrijven hebben zo een sterkere rol op de wereldwijde markten. Voor individuen is het makkelijker prijzen om te vergelijken. Daarbij hebben zij geen onnodige kosten bij het kopen van producten in een andere valuta. Een win-win situatie.
Welke landen voeren de euro?
Momenteel voeren 19 EU-landen de euro, dat zijn België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Er zijn landen binnen de EU die hun eigen valuta blijven voeren. Deze landen hebben hier elk hun eigen reden voor. Dat landen nu geen euro voeren betekent niet dat zij dat in de toekomst niet nog gaan doen.